Onze
kerststal beschermden wij als een
reliquie. Heel veel jaren heeft hij ons vreugde verschaft; hij stond altijd in
het midden van het kerstgebeuren, omringd door gezang en de jaarlijks wederkerende
wafelbak. De wafelbak … wat een festijn! De koperen ketel die dienst deed voor de
wekelijkse wasbeurt, werd uit de stal gehaald, grondig gereinigd, de deeg erin
gegoten, aan het vuur geschoven met een keukenhanddoek erop, dit om de deeg te
doen omhoog rijzen. Er mocht geen windje komen storen of anders viel alles
ineen.
Het
zwartgesmede, zwaar wafelijzer, met de lange handvatten werd bovengehaald,
opgepoetst, en ingewreven met een stuk varkensvet op een vork gestoken. Het
bakken kon nu beginnen. Dat was een werk dat uren in beslag nam, want alles
moest op een kolen verwarmd keukenvuur
gebeuren. Op minder dan geen tijd stond de keuken in de rook, maar de sfeer die
dit alles mee bracht, kunnen we nooit vergeten.
Normaal
waren het ook witte kerstdagen, en na de middernachtmis kropen we allen in bed.
Geschenkjes aan de kerstboom waren er niet, dit was nog niet gebruikelijk, maar
wel veel echte wassen, gekleurde kaarsjes en véél engelenhaar.
Kerstavonden,
zoals ik meemaakte in die tijd, neen dit komt nooit meer.
Dit schreef een zuster van mijn moeder,
als herinneringen
aan de kerstavonden die zij als kinderen,
nog voor de tweede wereldoorlog
meemaakten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten